Het Leven als Geest
Er is geen begrensde plaats in het heelal die tot straf of beloning van de geesten bestemd is. De straffen en genietingen zijn onafscheidelijk aan de graad van volmaking van de Geesten verbonden. Ieder van hen put in zichzelf het beginsel van eigen geluk of ongeluk; en daar de geesten overal zijn, zo bestaat er noch voor het een als voor het andere een daarvoor begrensde of afgesloten plaats. Wat de geïncarneerde geesten betreft, deze zijn meer of minder gelukkig, al naarmate de wereld die zij bewonen, meer of minder gevorderd is.
De begrippen van Hemel en Hel zijn slechts beelden. Er zijn overal gelukkige en ongelukkige geesten. Toch verenigen de geesten van dezelfde orde zich met elkaar uit sympathie. Maar als zij volmaakt zijn, kunnen zij zich verenigen waar zij willen. De beperking van de oorden voor straf en beloning tot een bepaalde plaats bestaat alleen in de verbeelding van de mens en is een gevolg van zijn neiging om alles waarvan hij het oneindige niet kan begrijpen te materialiseren en te omschrijven.
Wat de mens vagevuur noemt is eveneens een zinnebeeld, waaronder men niet een bepaalde plaats, welke dan ook, moet verstaan, maar de staat van de onvolmaakte geesten die boeten totdat zij geheel gelouterd zijn, waardoor zij tot de staat van gelukzalige geesten moeten opklimmen. Deze loutering vindt plaats in de verschillende incarnaties; het vagevuur bestaat in de beproevingen van het lichamelijke leven. Het is bijna altijd op aarde dat het vagevuur is, en dat God ons voor onze zonden doet boeten.
Soms reïncarneert een ziel onmiddellijk na het overlijden, maar gewoonlijk doet ze dat slechts na een min of meer lange periode. Vroeg of laat zal de geest weer een lichaam moeten aannemen om zich te zuiveren.
Weinig gevorderde geesten bewaren hun slechte neigingen en gehechtheid aan materiële dingen. Ze lijden daar onder. Bij momenten zien zij in hoe minderwaardig hun situatie is en zien ze het goede pad om te volgen. Ook ontmoeten zij gelukkige geesten waardoor ze verlangen dat geluk ook waardig te worden. Dit verlangen en de wil tot verbetering zuivert hen, maar slechts in een lichamelijk bestaan kunnen ze die nieuwe inzichten in praktijk brengen en zich eigen maken. Maar reïncarnatie wordt hen niet altijd meteen toegestaan en dat lijkt hun een straf.
Gevorderde geesten, minder gehecht aan materiële dingen, leggen met hun lichaam ook hun materiële noden af en zij zijn zich meer bewust van hun goede neigingen. In vrije toestand (voor hen de normale) zien zij helderder wat hen ontbreekt om gelukkiger te zijn en zoeken zij middelen om te groeien. Overal waar ze komen studeren zij en observeren zij wat er gebeurt. Ze luisteren naar voordrachten en raadgevingen van hogere geesten. Zo krijgen ze nieuwe inzichten en ideeën. Ze bezoeken hogere werelden, of vangen er een glimp van op en dat doet verlangen zich te zuiveren om later die gelukkigere werelden waardig te zijn.
Zuivere geesten dalen herhaaldelijk af naar lagere werelden om er de vooruitgang een duwtje te geven.
Gewaarwordingen van Geesten.
Zonder lichaam werkt het verstand vlotter. Maar lagere geesten weten niet meer dan mensen. Hoe meer ze de volmaaktheid benaderen, hoe meer kennis ze bezitten. Voor een geest die zich kan verplaatsen met de snelheid van het denken, heeft de tijd een heel andere betekenis. Een geest ziet dingen die wij niet zien, omdat de materie geen obstakel vormt, maar ook dit is afhankelijk van zijn verhevenheid. Hij herinnert zich alles wat hij heeft meegemaakt, zelfs vorige levens, als zijn morele toestand dat toelaat. Hogere geesten voorzien de toekomst, maar mogen die niet altijd bekend maken. Zuivere geesten zien God en begrijpen Hem. Lagere geesten beseffen Zijn aanwezigheid en voelen wat Hij wel en niet toelaat via de aanwezigheid van hogere geesten. Zonder onze zware materie ontvangen ze veel gemakkelijker de goddelijke signalen.
Een geest hoort ook veel meer dan onze primitieve oren. Hemelse muziek overtreft in pracht en harmonie verre ons voorstellingsvermogen. Geesten kennen geen vermoeidheid zoals wij. Hun activiteiten zijn volledig intellectueel en hun rust volledig moreel. Hoe zuiverder de geest, hoe minder noodzaak hij heeft voor rust.
Gevoelens van pijn en lijden zijn van morele aard en zijn een grotere marteling dan fysieke kwellingen. Als ze ons hun lijden meedelen, gebruiken ze, bij gebrek aan beter, aardse vergelijkingen.
Keuze van de beproevingen.
De geesten kiezen zelf welk soort beproevingen ze zullen tegenkomen, want ze hebben een vrije wil. Zij hebben wel de toelating nodig van God en moeten kiezen binnen de universele wetten van oorzaak en gevolg, die ze beter begrijpen naarmate ze evolueren. God laat aan hen de volledige verantwoordelijkheid voor hun daden waarvan ze zelf de gevolgen zullen dragen. Zo moet men duidelijk onderscheid maken tussen God’s wil en de wil van de persoon in kwestie. Wij kiezen natuurlijk niet alles tot in de kleinste details, alleen het soort van beproevingen. Zo kan met toestemming van God, iemand kiezen om geboren te worden te midden van boosdoeners en dan weet hij welke gevaren dat met zich meebrengt. Maar of hij er goed zal uitkomen, weet hij niet op voorhand. Evenmin weet hij wat voor alledaagse moeilijkheden hij zal moeten overwinnen, en waar en wanneer. Als er op straat een dakpan op je hoofd valt, stond dat niet vooraf geschreven, zoals wel eens wordt beweerd.
Waarom zou men moeilijke omstandigheden kiezen? Als men bijvoorbeeld wil vechten tegen zijn drang tot stelen, moet men in contact komen met dieven en de gelegenheid tot diefstal. Om de volmaaktheid te bereiken moet men echter niet noodzakelijk door alle soorten bekoringen gaan. Er zijn geesten die vanaf het begin de goede keuzes maken en op die manier veel beproevingen ontlopen.
Stel dat een geest rijkdom vraagt en dat hem dat wordt toegestaan. Naargelang zijn karakter kan hij een vrek worden of een verkwister, een egoïst of een vrijgevig iemand, of hij kan zich overgeven aan allerlei sensuele genoegens. Maar hij hoeft niet noodzakelijkerwijze met al deze tendensen te experimenteren. Geholpen door raadgevingen van goede geesten (intuïtie) en door zijn geweten, kan hij vanaf het begin zijn rijkdom voorbeeldig gebruiken. Het duurt soms lang voordat een geest aan reïncarneren denkt omdat hij gelooft dat zijn straf eeuwig is, en dat is al een straf op zich. Een geest maakt zijn keuze pas na grondig onderzoek, studie en observatie. Als geest, zonder de materiële banden, denken wij anders dan nu want dan maken we ons geen illusies. We weten de aardse genoegens en tegenslagen te relativeren in vergelijking met het immense geluk in hogere sferen waarvan we een glimp opvangen.
Men kiest op basis van:
• De bekoringen die men nog moet leren te weerstaan en uitboeten om vlugger te evolueren,
• Wat men nog moet leren te verdragen of goed te gebruiken,
• De bekoringen die men nog moet leren weerstaan.
Geesten met een onderontwikkeld moreel gevoel kiezen wel eens voor een verdorven milieu dat hun sympathiek lijkt. Vroeg of laat zien ze de gevolgen ervan in: een lijdensweg die hen eeuwig schijnt, tot ze toegeven welke fouten ze maakten en uit eigen beweging toelating vragen tot herstel door middel van nuttige beproevingen. Een geest kan zich ook overschatten in zijn keuze. Hij kan ook een leven kiezen dat hem niets vooruit helpt (een lui en nutteloos leventje). Bij zijn keuze van de volgende incarnatie zal hij de verloren tijd proberen in te halen.
De verhoudingen in het hiernamaals.
De bereikte morele meerwaarde brengt een onweerstaanbare autoriteit met zich mee. Er bestaat een stevige hiërarchie die echter niets te maken heeft met wereldse macht of status. “De kleinen zullen verheven worden en de groten vernederd” (zie Psalmen). “Wie zich vernedert, zal verheven worden en wie zich verheft, zal vernederd worden” (Evangelie) De machtigste man op aarde kan tot de laagste categorie geesten behoren en zijn knecht tot de hoogste. Voor een hoogmoedig en jaloers man kan dit een zeer vernederende ervaring worden.
Voor geesten is het genoeg elkaar te zien om elkaar te begrijpen. Woorden zijn materie. Het universele fluïdum is voor hen het transportmiddel van hun gedachten, zoals de lucht voor ons het geluid draagt van onze woorden. Een soort universeel internet dat alle werelden verbindt en de geesten toelaat met elkaar te communiceren. Geesten zijn voor elkaar een open boek, vooral voor de volmaakte geesten, alhoewel dit geen vaste regel is, omdat bepaalde geesten zich onzichtbaar kunnen maken voor andere, als dit voor hen nuttig lijkt. Dit brengt met zich mee dat ze elkaar zien maar ook dat ze elkaar mijden of opzoeken uit sympathie of antipathie, zoals dat bij ons gebeurt. Geesten van een zelfde categorie vormen zo groepen of families van gelijkgestemde geesten. De goede omdat ze het goede willen doen, de slechte omdat ze het slechte willen doen en omdat ze zich schamen voor hun fouten en liever tussen gelijken vertoeven.
Goede geesten kunnen overal heen gaan om het slechte positief te beïnvloeden. De gebieden waar de goede wonen, zijn echter verboden voor de meer onvolmaakte om de goede te beschermen tegen de storende golven uitgezonden door lagere driftgevoelens. Ex-familieleden komen elkaar tegen. Goede geesten mogen stervende vrienden of bekenden helpen en hen welkom heten in de geestenwereld, alsof ze weer thuis kwamen van een lange reis. Onzuivere geesten blijven in afzondering of ontmoeten hun gelijke. Dat is een straf. Aardse vrienden of familieleden die als geesten tot erg verschillende categorieën behoren, ontmoeten elkaar wel af en toe, maar blijven toch niet samen, niet zolang ze elkaar niet in volmaaktheid evenaren. Hun noden, interesses en taken verschillen onderling te veel.
Wanneer de periode van verwarring die de dood van het lichaam met zich meebrengt voorbij is, herinnert een geest zich zijn hele leven en na langere tijd ook zijn vorige levens. Hij kan elk moment gedetailleerd herinneren als hij dat zou willen, maar dat zou niet het minste nut hebben. Hij kan zich wel de dingen herinneren die invloed hadden op zijn nieuwe staat als vrije geest. Hij begrijpt ook duidelijker dit verband en begrijpt de noodzaak van verdere zuivering en hij ziet duidelijk hoe in ieder bestaan enige onreinheden worden achtergelaten. Een geest hecht niet het minste belang meer aan het achtergelaten lichaam. Hij is wel dankbaar als men op aarde nog aan hem denkt. Voorwerpen die hem toebehoorden kunnen een hulp zijn voor de nabestaanden om regelmatig aan de overledene te denken. Wat de geest aantrekt zijn gedachten, geen voorwerpen.
Vergeten verleden.
Wij herinneren ons niets over vorige levens. God is wijs en goed. Indien we moesten weten welk kwaad we hebben gedaan of wat we hebben moeten verdragen van onze vijanden of van onze eigen slachtoffers, zouden wij nu onmogelijk tussen hen kunnen leven. Immers, vaak zijn onze vroegere vijanden vandaag onze kinderen, broers, ouders, vrienden, die ons nu nabij zijn om de vrede te herstellen en het kwaad te compenseren. Ook daarvoor bestaat reïncarnatie.
Zonder twijfel herstellen wij vandaag onze fouten en dragen wij de gevolgen van vroegere misdaden. Of wij worden nu zelf gesteund en geholpen door mensen die ons in het verleden benadeelden. Vandaar het belang van de familie want men hernieuwt er de banden mee die in vorige levens werden verbroken.
Zo is reïncarnatie een gelegenheid tot herstel, en ook een kans om ons in te spannen voor de anderen en om dus onze geestelijke vooruitgang te bespoedigen. Wanneer wij reïncarneren, brengen we een “levensplan” mee, afspraken, gemaakt tussen hogere geesten en onszelf, betreffende het weer goed maken van toegebracht kwaad en om zoveel mogelijk goed te doen. In elk nieuw bestaan beschikt de mens over meer verstand en kent hij beter het verschil tussen goed en kwaad. Afhankelijk van onze geestelijke conditie konden wij al dan niet de beproevingen, het lijden en de moeilijkheden kiezen die onze geestelijke ontwikkeling moeten verstevigen.
Wij leren over onszelf meer door onze instinctieve neigingen te analyseren, want onze beproevingen zijn niet alleen resultaat van ons verleden, maar hebben ook onze toekomst op het oog.
Dus de reïncarnatie is een volmaakte werkwijze van de Goddelijke rechtvaardigheid en zij verklaart het grote verschil tussen het lot van de ene en de andere mens op aarde.
Het Voorspel.
Geesten zijn zich bewust van de noodzaak te reïncarneren. Sommige echter zijn hiervan helemaal niet zeker, maar dat is een straf. Een kind dat geboren zal worden, heeft een ziel nodig om te leven. God voorziet hierin. Het tijdstip van de wedergeboorte kan worden vervroegd of uitgesteld door de geest in kwestie, maar niet zonder consequenties. Hij benadeelt zichzelf, zoals iemand die geneesmiddelen weigert. Soms mag een geest zelf zijn lichaam kiezen, als de onvolmaaktheden ervan hem kunnen helpen vooruitgang te maken, maar meestal kiest hij slechts het soort van lichaam. Zolang een geest niet bekwaam is zelf te kiezen met kennis van zaken, wordt de wedergeboorte opgelegd, net zoals de verschillende beproevingen die hij zal tegenkomen. Een lichaam kan hem opgelegd worden als boetedoening of als straf.
Geboren worden gaat veel moeilijker en moeizamer dan sterven. De dood verlost ons van de slavernij, bij de geboorte treden we haar tegemoet. De geboorte is voor een geest te vergelijken met iemand die 100 jaar geleden een lange zeereis begon. Hij kent de gevaren en het risico, maar niet de afloop. Een geest die tot een klasse behoort waar affectie heerst, wordt begeleid en aangemoedigd door zijn geliefden tot op het laatste moment, en vaak ook in het leven dat erop volgt.
Vereniging van ziel en lichaam.
De vereniging begint bij de bevruchting maar is pas voltooid bij de geboorte. De geest die werd aangeduid om dat bepaalde lichaam te bewonen, verbindt zich beetje bij beetje met de foetus door een band van fluïdum die sterker en steviger wordt tot aan de geboorte. Als de geest zich in de zwangerschapsperiode bedenkt en terugdeinst voor de gekozen beproevingen, kan hij de band nog verbreken, maar dan sterft de foetus. Meestal is een miskraam echter te wijten aan een materiële onvolmaaktheid. De geest in kwestie moet dan een andere gelegenheid afwachten. Soms is een doodgeboren kind nooit bestemd geweest om een geest te bezitten. Zulke doodgeboren kinderen komen alleen omwille van de ouders.
Naarmate de foetus groeit, wordt de geest er meer en meer mee verbonden. Hij voelt dat zijn wedergeboorte nadert en een groeiende verdoving maakt zich van hem meester. Zijn bewustzijn en zijn geheugen vervagen en hij komt in een toestand die vergelijkbaar is met de slaap van een menselijk lichaam. Na de geboorte moet hij de instrumenten leren hanteren die hem ter beschikking staan in het nieuwe lichaam en de nieuwe situatie. En die instrumenten moeten zich ook nog ontwikkelen. Een uitgelokte abortus belet een ziel om de beproevingen te doorstaan waarvoor dat lichaam in wording het geschikte instrument zou geweest zijn. Het is een overtreding van God’s wet. Wanneer er gekozen moet worden tussen het leven van de moeder en het leven van de foetus, is het wenselijker het nog niet bestaande wezen op te offeren, dan het reeds bestaande.
Morele en intellectuele bekwaamheden.
De morele en intellectuele kwaliteiten zijn eigenschappen van de geest die zich incarneerde. Er zijn heel verstandige mensen die toch grote ondeugden vertonen. Dit komt omdat geesten zich niet op alle vlakken gelijktijdig ontwikkelen. Iemands verstand kan goed ontwikkeld zijn terwijl zijn moraal ver achter loopt. Het tegenovergestelde komt net zo vaak voor.
Invloed van het organisme.
De materie is slechts een omhulsel van de geest, zoals kleding voor het lichaam. Maar de ruwe materie beperkt wel de vrijheid van de geest. Ze begrenst de uitdrukkingsmogelijkheden van de ziel, de uitoefening van haar begaafdheden.
Zwakbegaafde mensen, psychiatrische patiënten.
De doofstomme heeft de fysieke onmogelijkheid om zich zoals de anderen uit te drukken in een heldere gesproken taal. Zo ook hebben mensen met een laag IQ soms een veel verstandigere ziel dan men vermoedt. Hun ziel beschikt niet over voldoende fysieke middelen om zich uit te drukken. Zoals een pianist met een kapotte piano. Dit is vaak een straf voor die zielen wegens misbruik van bepaalde bekwaamheden in een vorig leven. Gevangen in een lichaam, is de ziel totaal afhankelijk van de organen van het lichaam om indrukken te ontvangen en om zich uit te drukken. Zo zullen defecte ogen, oren, stembanden of hersenen, de geest erg beperken in het tonen van zijn begaafdheden. Dergelijke beperking zal op haar beurt de geest tijdelijk beïnvloeden. Na het overlijden zal de geest van een geestelijk gestoorde een tijd nodig hebben om zich te ontdoen van de materiële indrukken die slecht functionerende hersenen hem gaven en om opnieuw alles te begrijpen.
Kindertijd.
Bij de wedergeboorte is de geest als het ware ingeslapen en ontwaakt hij slechts geleidelijk. Naarmate de organen de hersenen van het kind zich ontwikkelen, zal de geest zich kunnen manifesteren. Na het overlijden van een kind, herwint de geest na een tijdje weer zijn normale toestand. In de kindertijd lijdt de geest niet onder die toestand. Het is voor de geest een rusttijd die beantwoordt aan een noodzaak en die normaal in de natuurlijke orde en de Goddelijke Voorzienigheid besloten ligt. Daar de bedoeling van de wedergeboorte de volmaking is, is de geest in deze periode gevoeliger voor de indrukken van buitenaf en staat deze meer open voor goede raad en voorbeelden. Dit helpt hem en verlicht de taak van wie hem moeten opvoeden. Kinderen hebben een waas van onschuld, het is het beeld van wat ze moeten worden. Deze onschuld en weerloosheid zorgen voor hun benodigde liefde en zorg. Wanneer ze die bescherming en hulp niet meer nodig hebben, tonen ze hun ware aard.
Ook als we overlijden, komen we in een nieuwe groep terecht met vreemde gewoonten, met nieuwe relaties, met een andere manier van spreken (veel levendiger dan ons huidige denken), zodat we ook dan een soort kindertijd doormaken. Zo ziet men dat de kindertijd niet alleen nuttig is, noodzakelijk en onmisbaar, maar dat ze ook een normaal gevolg is van de Goddelijke wetten die het universum regelen.
De geest is het intelligente beginsel in het heelal. Een geest is een verstandig wezen dat op een bepaald moment werd geschapen door de wil van God.
Aan het bestaan van een geest komt geen einde. Geesten bevolken de geestenwereld. De geestenwereld bestond al voor de schepping van de aarde en zal de aarde overleven. De geestenwereld is onafhankelijk van onze materiële wereld, maar bevindt zich overal en dus ook hier rondom ons. Hij beïnvloedt onze wereld en wordt door de onze beïnvloed. In de geestenwereld bestaan streken die verboden zijn voor minder geëvolueerde geesten.
De geest is als een vlam, een vonk. Deze verwijst slechts naar de eigenlijke geest zelf, als intellectueel en moreel principe waaraan men geen bepaalde vorm kan toeschrijven. Geesten bezitten bij hun oorsprong nog geen zelfbewustheid, en kunnen een vrije keus tussen goed en kwaad niet maken. Naarmate het zelfbewustzijn bij de geest toeneemt, ontwikkelt zich ook de vrije wil. Er zou geen sprake van vrijheid kunnen zijn, indien het maken van een keuze bepaald werd door een van de wil van de geest onafhankelijke oorzaak. De oorzaak van het kwaad ligt niet in hem, maar buiten hem, in de invloeden waaraan hij toegeeft ten gevolge van zijn vrije wil. Dit is het grote beeld van de val van de mens en van de erfzonde. Sommigen zijn voor de verleiding bezweken, anderen hebben weerstand geboden. De invloeden die hij ondergaat komen van onvolmaakte geesten die proberen zich van de mens meester te maken en hem te overheersen. Die voelen zich gelukkig als zij hem kunnen laten bezwijken. Dit heeft men met de gedaante van Satan willen afbeelden. Dergelijke invloed volgt hem in zijn geestenleven, totdat hij zoveel macht over zichzelf verkregen heeft, dat de slechte geesten er van afzien om hem te willen beheersen.
Een ziel is een geïncarneerde geest. Voordat zij zich met het lichaam verenigt, is de ziel een van de intelligente wezens die de onzichtbare wereld bevolken en die tijdelijk een vleselijk omhulsel aannemen, teneinde zich te reinigen en wijzer te worden.
• Geesten zijn niet allemaal gelijk. Ze hebben een bepaalde vorm en kleur volgens hun evolutiepeil.
• Zij verplaatsen zich met de snelheid van een gedachte.
• Zij ondervinden geen hinder van materiële obstakels.
• Geesten verdelen zich niet, maar, zij kunnen, afhankelijk van hun graad van zuiverheid, uitstralen en schijnbaar op verschillende plaatsen tegelijk zijn.
• Zij worden omhuld door een perisprit (fijnstoffelijk lichaam).
Eigenschappen van de Geesten.
Wij zeggen dat de geesten onstoffelijk zijn omdat hun wezen verschilt met alles wat wij onder de naam van stof kennen. Hij toont zich aan ons alleen door zijn daden en deze daden kunnen op onze materiële zintuigen slechts een indruk laten via een stoffelijke bemiddelaar. De geest heeft dus materie nodig om op de materie te kunnen inwerken. Als direct werktuig heeft hij zijn halfstoffelijk lichaam zoals de mens zijn lichaam heeft. En zoals wij net gezien hebben, is zijn halfstoffelijk lichaam materie.
Er zijn nog veel dingen, die u niet begrijpt, omdat uw verstand beperkt is, maar dat is geen rede om die daarom te verwerpen. Het kind begrijpt niet alles wat zijn vader begrijpt, noch de onwetende wat de geleerde begrijpt. Wij zeggen u dat het bestaan van de geesten geen einde heeft, en dat is alles wat wij nu kunnen zeggen.